Ernstige persoonlijke geloofscrisis, wegens Charlie Hebdo
Er
zal veel stevige meningsvorming zijn geweest over passende bestraffing van de
gebroeders Chérif en Saïd Kouachi. Op Internet vooral. En was het anders, dan komt
dat door de vaart en de afloop der gebeurtenissen in Parijs. De broeders zijn immers
dood. Dader al dood en het lijk toch nog (lijf)straffen? Kwam vroeger wel voor,
maar spreekt niet meer tot de moderne verbeelding.
Zo blijft een legitieme behoefte aan bestraffing van hun misdrijven onvervuld. Ook
bij mij. Dat is al erg. En er is meer, helaas. De broers Kouachi gingen op de
vlucht, maar verkozen duidelijk een dodelijke afloop boven gepakt worden en
alles wat daarop zou volgen. En nu ontkom ik op een of andere manier – zwaar verknipt,
ik weet het, maar toch – niet aan associatie met de Werdegang van Butch Cassidy
en zijn kompaan, conform de film met Paul N en Robert R. Zelfs wat betreft bloeddorstigheid;
die was heel groot bij Saïd en Chérif, maar niet zo nihilistisch en totaal als
bij veel andere terroristen (‘wij doden geen burgers’, zou zijn gezegd (‘burgers’
dan wel in een Jihadistische betekenis van dat woord)). En daar komt dan nog
bij dat de Kouachi’s zullen hebben gemeend dat hun dood een martelaarsdood
zou zijn en dus een enkele reis zonder overstappen, naar het Paradijs.
Misdaad zonder straf. Misdaad met een hinderlijke vleug romantiek, hoe vals ook.
Misdaad als vermeend ticket naar eeuwig heil. Waarin kon ik verlossing vinden
van deze spookbeelden? Niet in mijn ongeloof, zo bleek.
Daarin geen Oordeel of Paradijs. Weliswaar ook geen Saïd en Chérif die, op enig
moment, de ogen weer openen in het van koele rivieren onderstroomde gebied met
laag hangend fruit en bereidwillige dames, alles voor de grijp. Maar ook, a
priori, geen besef, alsnog a.h.w., van hun misvattingen dienaangaande. Enkel
totaal, onherroepelijk ‘ontisch niet-zijn’.
Nog steeds misdaad zonder straf. Nog steeds dat vreselijke te veronderstellen laatste
bewuste moment van de broers, vol vreugde en verwachting over wat weldra te
zien en genieten zal zijn, als het aardse licht is gedoofd.
Hier begon mijn geloofscrisis.
Wat
de belofte van eigen heil wegens eigen goede daden nooit lukte, leek het geloof
van de broers Kouachi aan een paradijsgang als beloning voor wandaden voor
elkaar te krijgen: tenminste twijfel wekken bij mij, of er niet toch een god
bestaat. Allah.
Met
de ruime meerderheid van de lui die al zónder enige twijfel in Allah geloven, denk
ik namelijk dat deze weinig met de broers Kouachi op zal hebben. En hoewel
fameus vergevingsgezind, zal Allah het dan waarschijnlijk niet – naar de
strekking van een betreffende Charlie Hebdo cartoon – laten bij de verzuchting
dat de liefde voor hem van de Jihadisten nauwelijks te verdragen is. Rechtvaardige
en strenge Maker van het Al en vindingrijk naast alvermogend, zal hij
ingrijpen. Saïd en Chérif worden meteen na aankomst in een speciale sector geplaatst
van het Paradijs, voor hen alleen. Goed verzorgd qua natje en droogje. Met
uitzicht op genoemde tuinen en fruit, maar zonder erbij te kunnen. Voor eeuwig
natuurlijk, zoals alles daar.
Verdomme, denken de broers teleurgesteld! Weer alleen maar kijken naar lekkere
wijven die onbereikbaar zijn en blijven. Net als vroeger!
Zo stelde ik het me voor. Passende straf voor de misdaad? Good enough for me!
Een geloofscrisis dus in eigenlijke zin en verschrikkelijk om mee te maken. Denk
namelijk niet dat angst het geloof te verliezen, voor een gelovige, anders is of
erger dan angst het geloof te hebben gevonden voor de ongelovige. Maar in de
beste traditie van geloofscrises ben ik de mijne weer te boven gekomen, zij het
dan natuurlijk door het ongeloof te behouden.
Ik bedacht namelijk ook, dat Saïd en Chérif hun verworpenheid natuurlijk niet
als een maatregel van Allah zouden opvatten. De setting: goed eten en drinken,
een Koran om te lezen, altijd prima weer, een verblijf voor onbepaalde tijd en
zonder recht van beroep, en dat alles zo volkomen in strijd met wat ze voortdurend
zeiden tijdens de opleiding in Jemen. Dit is niet het Paradijs, zullen de
broers concluderen; dit is Gitmo, waarin nu bij wijze van ultieme, werkelijk geesteszieke
marteling wordt gedaan alsof ze dood zijn en in de hemel aangeland. Ze moeten bewusteloos
zijn geraakt in de shoot-out, in coma gehouden tijdens het oplappen en
afgevoerd zijn naar Cuba.
Het is zaak, zo spreken Saïd en Chérif zichzelf en
elkaar toe, toegewijd Jihadist te blijven en alsnog de martelaarsdood te
sterven om dan de echte tuinen van Allah te betreden. Ze hervinden hun
geestkracht en goede humeur en verdragen de onbereikbaarheid van de valse
verlokkingen zonder moeite. En het is hen niet uit het hoofd te praten, door
niemand.
Nog
steeds misdaad zonder straf. Nog steeds de vreugdevolle verwachting over wat
gaat komen.
Het
is hopeloos. Toch maar genoegen nemen met het niet-zijn van de broers Kouachi.