Aansprakelijkheid voor de zelfrijdende auto in
evolutionair perspectief
Volgens een klassieke ‘balie narrative’ wordt menige advocaat op feesten en
partijen bevraagd hoe de beroepsgroep het kan verkopen – aan zichzelf, wel te
verstaan – om plegers van afschuwlijke misdrijven te verdedigen. Voor het
juiste antwoord kan worden verwezen naar de gebroeders Anker, weet ik. Ik
verwijs ook nu naar hen. Het lukt mij maar niet om het juiste antwoord te onthouden.
Signaal wellicht van de malaise die OM en
strafrechtspraak in Nederland doormaken, doet zich ook hier een verschuiving voor
naar het civiele domein. Al zeker vijf keer in een tijdsbestek van weken werd
mij op samenkomsten, in hoedanigheid, een andere vraag gesteld. Namelijk wie
aansprakelijk is als een ‘google auto’ –
een motorvoertuig met geheel of grotendeel geautomatiseerde besturing –
een ongeluk veroorzaakt. Zie daar, in de eerste plaats, inderdaad, de hoge rang
van de auto in de ‘imaginatie’ van de Nederlander. Maar het is een verbetering toch,
evengoed, ten opzichte van de afgestompte ‘hamvraag’ van eerder, voortkomend uit dubieus strafrechtelijke
Volksempfinden. En startpunt bovendien van mooie rechtstheoretische overpeinzingen,
met veelbelovende praktische toepassingsmogelijkheden.
In de krant las ik dat de aanbieders van de
automatisering voor de ‘google auto’ de aansprakelijkheidsvraag sua sponte hebben
beantwoord, zeggend: wij zijn aansprakelijk. Hmmm … . Een spontaan ‘vurend’, tamelijk
wantrouwend neuron in mijn juridische grijze massa beet mij meteen toe dat dit,
uiteindelijk, niet zo ferm en algemeen bedoeld zal blijken te zijn als nu wordt
gesuggereerd. Een naastliggend neuron, sterk verbonden met de hersenkwabben
waar commerciële vaardigheden worden herkend, sneerde dat het gewoon een verkooppraatje
is. We gaan zien, dacht ik dus. En ja, hoor.
Wat later las ik in een andere krant
interessante observaties van Maxim Februari, over auto’s. Niet overigens over
de ‘zelfrijdende auto’ als aansprakelijkheidsvraagstuk, maar over de moderne
auto als Golem, als bezield voorwerp en dit in concurrentie met (de hersenen
van) de mens, zijn eigenaar en berijder. Februari is weliswaar jurist, maar ook
kunsthistoricus en filosoof en dan krijg je dat.
Februari haalt een zekere Samuel Butler (Engelsman, 1835-1902) naar voren,
tijdgenoot van Darwin, die in zijn roman Erewhon uit 1872 opperde dat
‘machines’ zullen evalueren volgens het
Darwinistisch principe van ‘survival of the fittest’ en de mens uiteindelijk van
de troon zullen stoten. In een tussenfase, of als een aspect van de ascendentie
der machines, is het dan zo dat machines zijn te beschouwen als een soort gedislokeerde ledematen van de mens. Fantastische visioenen en bedenksels dus, niet
minder dan die van Darwin zelf, waarvoor het 19e eeuwse Engeland om wat voor reden ook de voedingsbodem
vormde.
Februari treedt, als gezegd, niet in wat Butler’s vergezicht kan betekenen voor
het vraagstuk van de aansprakelijkheid bij ongelukken met de ‘google auto’ . Op
de betrokken hoofdkantoren van ‘Big Tech’ echter, zullen de memo’s weldra klaar
liggen: (…) ook al is alle instrumentarium voor de ‘google auto’ afkomstig van de firma XXX, de
verantwoordelijkheid bij ongelukken ligt toch bij de ‘rijder’; de auto is immers
te beschouwen als een Butleriaans ledemaat, waarmee iets ongelukkigs werd
uitgehaald, door het lichaam, ergo de eigenaar/berijder. De uitlatingen van XXX
in het verleden over aansprakelijkheid hadden betrekking op de software en
camera’s en sensors ‘as such’ , maar natuurlijk niet in de aanwending als eigenlijk ledemaat of onderdeel van het
brein van de rijder. Etc. etc.
Dat wordt een decennialange miljoenen rechtsstrijd. Ik smul nu al.
In weer een andere krant las ik daarna trouwen iets waarmee een nog fundamenteler
verweer valt op te tuigen door en voor de firma XXX.
Het betoog daar luidde dat ‘leven’ louter een algemene eigenschap van materie
is, op dezelfde voet als ‘traagheid’ in
het Einsteiniaanse heelal en ‘kwantumtoestand’ op het (deeltjes)niveau van de
deeltjesfetisjisten. Dan zijn kunstmatige intelligentie en robotica niet eens
meer een autonome ontwikkeling naast de
ontwikkeling van de menselijke species. Het is dezelfde ontwikkeling vanuit één universele eigenschap of animus
als oorsprong. De ‘machines’ die ons gaan wegdrukken van het voortoneel, of
erger als we bepaalde SF-verhalen moet geloven, zijn dan gewoon een vervolg binnen één Darwinistische ontwikkeling,
waarin eerst de amoebe, dan de aap en tenslotte de mens een succesvolle entr’acte
was op dat toneel. Maar wel een entr’acte. Butler, was hij nog onder ons, zou dit
niet anders zien.
Deze opvatting pleit voor aansprakelijkstelling van de ‘google auto’ zelf en niet
van het ‘ding’ dat hij evolutionair achter zich heeft gelaten: de mens of zijn
juridische constructieve evenknie, de rechtspersoon.
Daarmee zijn we er nog niet. De ‘google auto’, aldus als nieuwe evolutionaire
fakkeldrager ter verantwoording geroepen, zal zich aan de regels van mensen weinig
gelegen willen laten liggen. Gelijk wij veelal en zeker in het civiele
aansprakelijkheidsrecht, ons weinig gelegen laten liggen aan de mores en de
handhaving daarvan die we bijv. kunnen aanschouwen in de Apenheul.
Het wachten is dus op regels van de ‘google auto’s’ zelf voor de ‘google auto’
.
Tot dan: ongestraft botsen.
Met dank aan Butler.